In het maagdarmkanaal van schapen en lammeren kunnen verschillende wormsoorten voorkomen. De volwassen wormen van deze soorten komen vooral voor in de lebmaag en de dunne darm. Volwassen vrouwtjes produceren eieren die met de mest op het land komen. De belangrijkste wormsoorten zijn de
- Haemonchus contortus
- Trichostrongylus soorten
- Nematodirus soorten
- Lintworm
Ook leverbot kan problemen geven met de gezondheid van uw schaap. Lees hier meer over leverbot.
Ontwormen bij maagdarmwormen
Voorkom onder doseren
Weeg het zwaarste lam uit de koppel en doseer ongeveer 10% extra. Zit er erg veel gewichtsverschil tussen de lammeren, maak dan meerdere groepen en weeg meerdere dieren voor een nauwkeurige dosering.
Ontworm niet alle dieren tegelijk: Om resistentie tegen te gaan is het verstandig 95% van de dieren te ontwormen. Sla 5% sterke gezonde dieren over, noteer de oornummers en behandel deze dieren eventueel 2-4 weken later alsnog.
Ontwormen van ooien
Ooien tijdens het aflamseizoen: Ooien in het voorjaar ontwormen kan de besmettingsdruk op het weiland tijdelijk verminderen. Als een effectief weideschema gemaakt kan worden is ontwormen in principe niet nodig. Ook binnen onze praktijk zien we steeds meer resistentie van Haemonchus tegen diverse ontwormingsmiddelen, dus wordt een goed weideschema steeds belangrijker.
Ooien buiten aflamseizoen: Ooien hoeven buiten het aflamseizoen in principe niet ontwormd te worden. Een volwassen schaap bouwt namelijk weerstand op tegen maagdarmwormen waardoor ze meer maagdarmwormlarven opnemen dan zich wormen ontwikkelen. Dit draagt bij aan het laag houden van de besmettingsdruk op het perceel. Uiteraard is het wel van belang dat u de gezondheid van de dieren in de gaten houdt en zo nodig mest inlevert om het aantal wormen in de mest te controleren.
Ontwormen van lammeren
Lammeren die op stal zijn gehouden vanaf de geboorte: Zolang de lammeren binnen staan hoeven ze niet ontwormd te worden. Wel kan het nodig zijn de lammeren te behandelen tegen coccidiose. Hiervan krijgen de lammeren waterdunne diarree waar ook bloed bij kan zitten. Neem contact op met uw dierenarts bij deze verschijnselen en breng mest naar de praktijk voor mestonderzoek.
Lammeren met weidegang: Vanaf 6 weken leeftijd is er kans op besmetting, de lammeren moeten hiervoor wel minimaal 2 weken op de wei geweest zijn. Vanaf begin juni kan Haemonchus een probleem worden bij de lammeren. Wanneer er geen verschijnselen van Haemonchose gezien worden en de eitelling laag is, hoeft er niet ontwormd te worden. Belangrijk; Vanaf half juni kan het weiland (onder bepaalde omstandigheden = regen na droge en warme periode) iedere 2 weken weer gevaarlijk worden! Controleer de lammeren dus goed en lever regelmatig een mestmonster in.
Preventie voor wormen
1. Weidemanagement
Weideschema
Begin in het voorjaar op ‘schoon’ land. Dit is land waar minimaal 3 maanden geen beweiding heeft plaats gevonden. Hebt u vorig weideseizoen veel problemen gehad met Nematodirus wormen? Begin het weideseizoen dan op een perceel waar het afgelopen jaar geen lammeren hebben gelopen.
Verweid daarna als volgt:
– Tot 1 juli binnen 3 weken omweiden.
– Na 1 juli (of bij zeer hoge temperaturen in het voorjaar) binnen 2 weken omweiden.
– Pas na 3 maanden is het land weer ‘schoon’ en kan het weer gebruikt worden om te weiden.
Als er maar beperkt land beschikbaar is om de dieren te weiden, probeer het land dan in 3 delen te splitsen en elke 3-4 weken om te weiden. Regelmatig een mestmonster inleveren is in deze situatie zeker van belang.
Maaien
Door maaien en hooien wordt een groot deel van de infectieuze larven afgevoerd en neemt de weidebesmetting dus flink af. Het land zal echter niet 100% schoon zijn en kan dus niet als veilig beschouwd worden.
Wisselbeweiding
Schapen en paarden afwisselend weiden op een perceel kan de weidebesmetting naar beneden brengen. De schapen larven worden namelijk wel opgenomen door een paard, maar de larven kunnen zich niet verder ontwikkelen. Wisselbeweiding met runderen is minder geschikt omdat de Haemonchus worm ook in runderen kan vermeerderen en dus voor eieren op het land zorgen.
2. Wormgevoeligheid
- Gezondheid: Schapen en lammeren in goede gezondheid en conditie zijn minder gevoelig voor ziekten en wormen. Lammeren hebben nog geen natuurlijke immuniteit opgebouwd en de wormbestrijding is dan ook gericht op de bescherming van deze jonge dieren. Een te rigoureus ontwormingsmanagement verstoord de natuurlijke opbouw van de afweer bij de lammeren. Hierdoor zijn de dieren op latere leeftijd vatbaarder voor wormbesmettingen.
- Genetica: Op veel bedrijven zorgt 20-30% van de dieren voor 70-80% van de wormbesmetting. Dit zijn de dieren met een lage weerstand. Weerstand tegen wormen is deels erfelijk bepaald, er kan dus op gefokt worden. Via NSFO kunt u via speekselmonsters een indicatie krijgen over de genetische weerstand tegen wormen per dier.
- Kobalt/ vit B12: Lammeren met een tekort aan kobalt of vitamine B12 hebben een verminderde weerstand en zijn dus gevoeliger voor infecties en wormen. Zorg dus voor voldoende kobalt in het rantsoen en vul zo nodig aan met vit B12 injecties of een orale kobalt drench.
- Ras: er zijn duidelijke verschillen tussen schapen rassen wat betreft worm gevoeligheid. De Texelaar is over het algemeen minder gevoelig dan de Flevolander, de Swifter of het Friese melkschaap.
3. Aankoop van schapen
De introductie van nieuwe schapen of een ram in de koppel schapen kan nieuwe (resistente) wormen meebrengen. Zet nieuwe schapen daarom eerst apart (in quarantaine), laat mestonderzoek uitvoeren en ontworm de dieren indien nodig. Laat na het ontwormen opnieuw mest onderzoeken en plaats de nieuwe dieren pas in de koppel als de mest schoon is.