Leverbot is een parasiet die veel voorkomt bij herkauwers, maar ook bij paarden, hazen, reeën en soms bij de mens. Het is een platworm die in het volwassen stadium zo’n 3cm lang en 1cm breed is. Daarnaast komt soms de kleine leverbot voor, de Dicrocoelium dendriticum. Runderen vormen doorgaans antilichamen tegen leverbot, maar schapen zijn gevoeliger. Er komt steeds meer resistente leverbot voor, daarom is preventie zeer belangrijk.
Verspreiding van de leverbot
De leverbot leeft als volwassen parasiet van enkele centimeters in de galgangen van de lever en produceert veel eieren die via de gal met de mest worden uitgescheiden. Voor de verdere ontwikkeling is de leverbotslak Galba truncatula nodig als tussengastheer. Zonder gastheer komt leverbotziekte niet voor.
De cyclus van de Leverbot verloopt via een poelslak, die langs slootkanten en in greppels leeft. Via de mest van schapen, maar ook koeien, reeën of hazen komen leverboteitjes op het land. Afhankelijk van het weer ontwikkelen de eitjes zich in 10-20 dagen in larven die opzoek gaan naar de slakjes. De larven ontwikkelen zich in de slak binnen 2 maanden tot het infectieuze stadium die de schapen kan besmetten.
Het infectieuze stadium kan enkele maanden overleven in het milieu, maar gaat onder invloed van zonlicht en droogte dood. In Nederland wordt het infectieuze stadium daarom meestal gezien vanaf augustus. Door de natte, milde winters van afgelopen jaren zien we tegenwoordig ook infecties in het voorjaar.
Verschijnselen
Acute leverbotinfectie: na opname van de infectieuze leverbot larven graven de larven zich een weg vanuit de darm naar de lever. In de lever trekt de larve richting de galgangen, hierbij kan ernstige schade ontstaan met bloedingen als gevolg. Schapen met een acute leverbot infectie kunnen plots sterven door de bloedingen in de lever. Andere schapen zullen suf zijn en bleke slijmvliezen hebben. Ook een gezwollen buik kan gezien worden. Een acute leverbotinfectie wordt meestal in het najaar gezien, zo’n 3-6 weken nadat de schapen grote hoeveelheden larven opgenomen hebben.
Chronische infectie: als de schapen een acute infectie overleven, zullen de larven zich in de galgangen tot volwassen leverbotten ontwikkelen. Chronische leverbot wordt dan ook meestal gezien in de winter en daarna. Schapen zijn vermagerd, hebben bleke slijmvliezen, de wol is grauw en laat gemakkelijk los. Ook kan een dikke onderkaak gezien worden door oedeem. Bij een ernstige chronische infectie kunnen slappe en dode lammeren geboren worden of kan het schaap verwerpen.
Diagnose leverbotziekte vaststellen
De diagnose Leverbot kan vastgesteld worden via mestonderzoek, maar leverboteitjes worden niet constant uitgescheiden en zijn lastig te vinden bij mestonderzoek. De grootste kans om Leverbot eitjes te vinden is vanaf december/januari, dan zijn de meeste Leverbotten volwassen. Aan de hand van bloedonderzoek bij lammeren en enters kan 3 tot 4 weken na de eerste besmetting een leverbot infectie aangetoond worden.
Er kan in het bloed gekeken worden naar leverschade en antilichamen tegen leverbot. Ook kan een acuut gestorven dier aangeboden worden voor pathologisch onderzoek.
Preventie van leverbot
In de preventie van Leverbot is het bestrijden van de poelslak erg belangrijk. Het is van belang om in kaart te brengen in welke percelen/ gebieden de poelslak aanwezig is. Dit kunnen buitendienstmedewerkers van de Gezondheidsdienst voor dieren doen. Zij komen dan bij u langs om de risico gebieden in kaart te brengen.
Weidemanagement
- Greppels frezen: frees dieper dan 10 cm en met steile, haakse randen. De poelslak leeft bij voorkeur langs greppels met schuine, glooiende kanten. Ook afgetrapte slootkanten zijn een risico. Frees de greppels bij droog en zonnig weer in plaats van in het najaar. De modder die op het land gespoten wordt kan zo snel uitdrogen.
- Weideschema: maak een weideschema waarin natte plekken of een mogelijk besmette plek ontweken worden vanaf half augustus. Of zet natte of besmette plekken permanent af.
- Plaats drinkbakken: door schapen eenvoudig toegankelijk water aan te bieden kan voorkomen worden dat ze van slootkanten moeten drinken.
- Loopeenden: loopeenden staan bekend vooral slakken te eten. Tijdens een eerste onderzoek in 2013 bleek dat na een twee uur durend bezoek van de loopeenden aan een besmet stuk land de hoeveelheid poelslakjes met 60-70% te zijn verminderd.
Aankoop van schapen
De introductie van nieuwe schapen of een ram in de koppel schapen kan nieuwe (resistente) leverbot meebrengen. Zet nieuwe schapen daarom eerst apart (in quarantaine), laat mestonderzoek uitvoeren en ontworm de dieren indien nodig. Laat na het ontwormen opnieuw mest onderzoeken en plaats de nieuwe dieren pas in de koppel als de mest schoon is.
Behandelen van leverbot
In Noord- en Zuid Holland is al veel resistentie aangetoond tegen triclabendazole (Endex, Tribex of Fasinex) waardoor dit middel in deze provincies niet meer werkzaam is. Ook bij ons in de praktijk zijn helaas de eerste resistentie gevallen bekend. Bij een acute leverbot besmetting is er helaas geen ander werkzaam middel en is dit een zeer zorgelijke situatie. Preventie is dus bij Leverbot van groot belang.